Locatie
Een huis in een weids landschap vraagt om een ander ontwerp dan een huis aan een smalle straat in een drukke stad, of een bedrijfsgebouw op een industrieterrein. Dat klinkt als vanzelfsprekend maar is het in de praktijk vaak niet. Het bewijs hiervan is zichtbaar in de eenheidsworst van cataloguswoningen en bedrijfsgebouwen die het Nederlandse landschap sieren. Deze gebouwen zijn meestal niet gemaakt voor de plek waar ze staan en dat is zichtbaar. Hiske Wegman Architecten is van mening dat iedere plek zijn eigen bijzondere kwaliteiten heeft die vragen om een bijzondere benadering. We proberen in ieder ontwerp de unieke, poëtische kwaliteiten van de plek te versterken en zichtbaar te maken.
Opdrachtgever
Hetzelfde geldt voor de invloed van de opdrachtgever op het ontwerp. Iedere opdrachtgever heeft een eigen persoonlijkheid, specifieke eisen en wensen. Een ontwerp valt of staat met een goede interactie tussen architect en opdrachtgever. Een ontwerpproces is voor beiden een zoektocht waarbij je elkaar kan inspireren tot nieuwe ideeën. Een ontwerp is dan ook het resultaat van een gezamenlijke inspanning. De opdrachtgever markeert met het programma van eisen de kaders waarbinnen het ontwerpproces plaatsvind. Anderzijds zit in een programma van eisen vaak een tegenstrijdigheid of een probleemstelling. Juist in deze beperking zit vaak de sleutel tot een goed ontwerp.
Research by design
Het ontwerpproces is een zoektocht naar een optimale vorm voor een specifiek programma op een specifieke plek. Dit komt tot uiting in de 'ontwerpfilosofie' van Hiske Wegman Architecten. Tot het laatste moment flexibel zijn en openstaan voor invloeden van omgeving, programma, opdrachtgever en andere partijen in het proces. In plaats van het werken met een van te voren dichtgetimmerd concept. Rembrandt schijnt ooit gezegd schijnt te hebben dat we "het toeval een kans moeten geven". Het ontwerpproces is eerder een evolutionair onderzoek dan conceptueel. Deze manier van werken zou intuïtief genoemd kunnen noemen. Dit klinkt zweverig maar is eigenlijk een heel rationeel en begrijpelijk proces. Intuïtie is in feite gestolde ervaring.
Eenvoud
Hiske Wegman Architecten streeft in ieder ontwerp naar eenvoud. Dat wil zeggen dat een ontwerp er volkomen logisch uitziet. Het moet kloppen als een zwitsers uurwerk. Het gaat er niet alleen om hoe een gebouw eruit ziet, maar vooral of een gebouw de gebruiker de mogelijkheid biedt om er prettig in te leven. Om tot deze ogenschijnlijk voor de hand liggende oplossing te komen is vaak een proces van reduceren nodig. Het streven hierbij is, zoals de Engelse architect Tony Fretton het verwoordt: "To say very much with very little". Hiske Wegman Architecten is niet geïnteresseerd in modieuze architectuur en vormgeving, en ook niet in een discussie over stijl, maar juist in wat daar onder ligt. Als je kijkt naar bestaande gebouwen zie je dat sommige ontwerpen na vijftig jaren nog even sprekend zijn, en andere na tien jaar al achterhaald zijn. Omdat gebouwen vaak heel lang meegaan, soms zelfs eeuwen, vindt Hiske Wegman Architecten dat het de verantwoordelijkheid is van iedere architect om te streven naar een architectuur die de waan van de dag overstijgt.
Duurzaamheid
Van het wereldwijde energieverbruik kan 44% worden toegerekend aan gebouwen. Van het energiegebruik door gebouwen kan ongeveer 20% worden toegeschreven aan de bouw en 80% aan energieverbruik voor verwarming, koeling en verlichting. Bij duurzaam bouwen wordt in de eerste plaats vaak gedacht aan technische oplossingen. Uiteraard is er veel te winnen met principes als warmte-terugwinning, warmte-opslag, zonne-energie en duurzaam materiaalgebruik. Ook in het ruimtelijk ontwerp is veel energiebesparing te behalen. Bij kantoorgebouwen bijvoorbeeld kan door optimaal gebruik te maken van daglicht flink worden bespaard op verlichting. Ook kan veel ernergie worden bespaard door bijvoorbeeld het buitenoppervlak van het gebouw te reduceren door het gebruik van serres en wintertuinen. Of het gunstig beïnvloeden van het binnenklimaat door materialen te gebruiken met meer accumulerend vermogen, waardoor pieken in temperatuurverschillen worden afgevlakt. Een duurzame manier van denken waar minder vaak over wordt gesproken heeft te maken met planning op de lange termijn. Gebouwen die flexibel zijn in het gebruik en makkelijk aan te passen aan een andere functie hebben een langere levensduur waardoor minder sloop en nieuwbouw nodig is.
Flexibiliteit
De meeste steden zijn niet in één keer gepland, maar in de loop van de tijd veranderd en aangepast aan de behoeften van het moment. Vaak zijn die steden een lappendeken van herstel- en aanpassingswerk. Dit geeft steden vaak hun charme. Bovendien hebben dergelijke steden een ingebouwde flexibiliteit die geplande steden meestal niet hebben. Die flexibiliteit in het gebruik is belangrijk om ervoor te zorgen dat stedelijke gebieden kunnen blijven voldoen aan veranderende behoeften. Geplande steden zijn vaak na een paar decennia achterhaald omdat er geen mogelijkheden zijn voor aanpassing. Bij het plannen van stedelijke gebieden zou er meer rekening moeten worden gehouden met de mogelijkheid dat gebouwen verschillende functies kunnen hebben. Niet alleen woongebieden en bedrijventerreinen, maar gebieden waar verschillende functies een plek kunnen hebben.
Stedelijk weefsel
Steden die wij als bijzonder ervaren bestaan voor het overgrote deel vaak niet uit bijzondere gebouwen. Meestal bestaat het stedelijk weefsel uit een ensemble van gebouwen met een eenheid in vorm, materiaalgebruik of kleur. In het eenvormige stedelijk weefsel bevinden zich incidenteel onderscheidende gebouwen die meestal ook een bijzondere functie hebben, zoals kerken, theaters, musea etc. Er bestaat een spanningsveld tussen het belang van het instant houden en verstevigen van de eenvormigheid van het stedelijk weefsel, en de wens van de architect en opdrachtgever om individualistische gebouwen te maken die zich onderscheiden van hun omgeving. Gelukkig zijn er steeds meer architecten en stedenbouwkundigen zich ervan bewust dat er een subtiel evenwicht is tussen de mate waarin een gebouw zich voegt naar de omgeving en zich ervan onderscheidt. Hierdoor kan een architectuur ontstaan die veel gelaagder is, en op verschillende schaalniveau's op een subtiele manier op de omgeving reageert.
Revolutionaire of evolutionaire stedenbouw
In veel steden zijn de invloeden van rigoureuze ingrepen zichtbaar. In verschillende perioden van de geschiedenis bestond er de behoefte te breken met het verleden en de dingen anders aan te pakken, vaak gemotiveerd vanuit een nieuwe ideologie. Een voorbeeld daarvan is Hoog Catharijne in Utrecht. Begin jaren '60 is dit grootschalige plan voor een kantoor- en winkelgebied ontwikkeld. Voor dit plan moesten veel bestaande gebouwen worden gesloopt, onder andere het unieke Jugendstil gebouw van verzekeringsmaatschappij De Utrecht, en de 19de eeuwse volksbuurt Stationswijk. Daarnaast werd de stadssingel gedempt en het oude stationsgebouw afgebroken. Het is niet waarschijnlijk dat een dergelijke opgave nu op dezelfde manier zou worden aangepakt. Inmiddels wordt geprobeerd een deel van het stedelijk weefsel te herstellen door onder andere de stadssingel weer onder water te zetten. Maar Hoog Catharijne blijft een onnatuurlijk obstakel tussen het centrum van Utrecht en de westelijke wijken. In dezelfde periode zijn er in andere steden ook rigoureuze plannen bedacht in naam van de vooruitgang. De meeste van deze plannen zijn gesneuveld door gebrek aan financiële middelen. Decennia later waren de opvattingen vaak veranderd en was er geen behoefte meer de plannen uit te voeren. Wat we hiervan kunnen leren is dat in de stedenbouw een evolutionaire aanpak vaak beter is dan een revolutionaire aanpak. Het maakt ook duidelijk dat heersende opvattingen vaak tijdelijk zijn, en dat bezinning even belangrijk is als daadkracht.
Perspectief van voetganger en automobilist
Een groot verschil tussen oude steden en moderne steden is dat moderne steden vaak zijn gericht op het perspectief van de automobilist, en oude steden op het perspectief van de voetganger. Grote hedendaagse metropolen bestaan meestal uit grootschalige sculpturale gebouwen tussen linten van autowegen en metro's. De schaal van deze steden houdt geen rekening met de voetganger die zich langzaam beweegt. Het perspectief van de voetganger veranderd nauwelijks gedurende zijn wandeling. Na een halfuur lopen is hij drie gebouwen gepasseerd, en ondertussen voelt hij zich verloren in de immense openbare ruimte met anonieme voorbijrazende auto's. Oude binnensteden zijn kleinschalig en gemaakt voor de voetganger. Bij iedere straathoek veranderd het perspectief. Op zijn tocht komt de voetganger langs brede straten, smalle straten, steegjes en pleinen. Voor de automobilist daarentegen is de kleinschalige binnenstad rampzalig. Er is nergens plek om te parkeren, en de automobilist staat meestal stil. Hiske Wegman Architecten is van mening dat goede stedenbouw zou moeten voorzien in beide perspectieven. Een grootschalig raamwerk van infrastructuur dat voorziet in de behoeften van automobilist en openbaar vervoer, en daarbinnen een kleinschaliger invulling gericht op het perspectief van de voetganger en de fietser.
Contrast tussen stad en landschap
Steden worden steeds groter. Met het groeien van de stad neemt de afstand tot het omringende landschap toe. In Amsterdam begon ooit het platteland aan het einde van de Elandsgracht, nu begint het bij Abcoude. Als gevolg daarvan wordt de verbondenheid van de stadsbewoner met het omringende landschap steeds kleiner. Daarnaast wordt ook de ruimte tussen de steden steeds meer volgebouwd met eindeloze linten van wegen en industrieterreinen. Op deze manier raakt het landschap versnippert. Hiske Wegman Architecten is van mening dat het belangrijk is het verschil tussen stedelijke en landschappelijke gebieden te intensiveren. Omgevingen die bewoners vaak het meest waarderen zijn enerzijds de levendigheid van de binnenstad met al zijn voorzieningen, en anderzijds de rust en leegte van het platteland. Buitenwijken van steden moeten levendiger, intenser en compacter worden waardoor er meer draagvlak ontstaat voor voorzieningen. Het platteland moet juist landelijker worden.
Regionalisme
Overal ter wereld gaan steden steeds meer op elkaar lijken. Kantoorgebouwen in Rotterdam, Shanghai of Dubai zien er precies hetzelfde uit. Eigenlijk is dat jammer omdat landen vaak hun eigen bouwtradities hebben die verschillende plekken op de wereld hun eigen unieke smaak geven. De laatste jaren is er onder sommige architecten en stedenbouwkundigen een discussie ontstaan over een architectuur die meer recht doet aan het eigen karakter van steden, landschappen en regio's. Hiske Wegman Architecten onderschrijft het belang van het versterken van de regionale 'genius loci'. Dit 'regionalisme' moet echter niet kunstmatig zijn. Als architect kun je niet voorbij gaan aan de logica en verworvenheden van de moderne tijd. Dus niet kritiekloos traditionele stijlen kopieren, maar altijd interpreteren en proberen te plaatsen binnen de context van het heden.
Het groene hart
Het Nederlandse landschap is voor het grootste deel een cultuurhistorisch landschap, een landschap gemaakt door mensen. Het veenweidegebied tussen Amsterdam, Utrecht en Rotterdam bijvoorbeeld is een uniek agrarisch landschap van meer dan 900 jaar oud. De periode die wordt aangeduid als De Grote Ontginning vond plaats van de 10e tot en met de 13e eeuw. De fijnmazige structuur van sloten en kavels is aangelegd door pioniers die in opdracht van de Bischoppen van Utrecht en de Graven van Holland het moerasland met de hand hebben ontgonnen. De Nederlandse boeren hebben het landschap gemaakt tot wat het nu is. Helaas is er voor de boeren steeds minder plaats in dit landschap. Als gevolg van de voortdurende prijzenoorlog tussen de supermarkten krijgen de boeren steeds minder betaald voor hun product. Iedere week stoppen er ongeveer vijftig boeren in Nederland met hun bedrijf. De vraag is wat dit betekent voor dit bijzondere landschap, en wie in de toekomst zorg gaat dragen voor het beheer en onderhoud.
Bevolkingskrimp
De afgelopen dertig jaar is de bevolking van Nederland met twintig procent toegenomen. Na 2035 zal de Nederlandse bevolking echter in aantal gaan afnemen. In sommige regio's is dit proces al begonnen. Het proces van trek van het platteland naar de stad zal waarschijnlijk doorgaan, met als gevolg dat de stedelijke gebieden voorlopig zullen blijven groeien, en de bevolking met name op het platteland zal krimpen. Het is maar de vraag of de bevolkingskrimp in economische zin schadelijk zal zijn voor de Nederlandse bevolking. De economie als geheel zal waarschijnlijk krimpen, maar dat hoeft niet te gelden voor de economie per hoofd van de bevolking. De kosten van de zorg voor ouderen zal stijgen, maar andere kosten, zoals huisvesting en transport zullen afnemen als gevolg van een overschot aan gebouwen en infrastructuur. Ook biedt het krimpen van de omvang van de bevolking nieuwe kansen voor de ruimtelijke ordening. Stedelijke gebieden kunnen compacter en stedelijker worden en het platteland landelijker. De opgaven voor architecten, stedenbouwkundigen en bouwbedrijven zullen veranderen. In plaats van het aanleggen van nieuwe uitbreidingswijken zullen de opgaven zich verplaatsen naar het verbeteren, herstellen en intensiveren van de bestaande bebouwing.